passar
(v)
(visita)
|
aanwippen bij
(v)
(visita)
|
passar
(v)
(automóveis)
|
grondig nazien
(v)
(automóveis)
|
passar
(v)
(vestimenta)
|
strijken
(n)
(v)
(vestimenta)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
gestreken
strijken
strijkt
streken
streek
|
passar
(v)
(café)
|
doorlopen
(v)
(café)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
doorlopen
doorloopt
doorlopen
doorliep
doorliepen
|
passar
(v)
(tempo)
|
voorbijgaan
(v)
(tempo)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
voorbijgegaan
gaan voorbij
gaat voorbij
gingen voorbij
ging voorbij
|
passar
(v)
(tradição)
|
nalaten
(v)
(tradição)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
nagelaten
laat na
laten na
lieten na
liet na
|
passar
(v)
(a pé)
|
passeren
(v)
(a pé)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
gepasseerd
passeert
passeren
passeerde
passeerden
|
passar
(v)
(automóveis)
|
voorbijschieten
(v)
(automóveis)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
voorbijgeschoten
schiet voorbij
schieten voorbij
schoot voorbij
schoten voorbij
|
passar
(v)
(objeto)
|
geven
(v)
(objeto)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
gegeven
geeft
geven
gaven
gaf
|
passar
(v)
(efeito)
|
minder worden
(v)
(efeito)
|
passar
(v)
(pessoa)
|
achter zich laten
(v)
(pessoa)
|
passar
(v)
(pessoa)
|
voorbijlopen
(v)
(pessoa)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
voorbijgelopen
lopen voorbij
loopt voorbij
liepen voorbij
liep voorbij
|
passar
(v)
(destreza)
|
nalaten
(v)
(destreza)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
nagelaten
laat na
laten na
lieten na
liet na
|
passar
(v)
(a pé)
|
overheen gaan
(v)
(a pé)
|
passar
(v)
(café)
|
zetten
(v)
(café)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
gezet
zet
zetten
zette
zetten
|
passar
(v)
(automóveis)
|
inhalen
(n)
(v)
(automóveis)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
ingehaald
halen in
haalt in
haalden in
haalde in
|
passar
(v)
(tempo)
|
doorbrengen
(v)
(tempo)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
doorgebracht
brengt door
brengen door
brachten door
bracht door
|
passar
(v)
(café)
|
door een filter lopen
(v)
(café)
|
passar
(v)
(tempo)
|
verstrijken
(v)
(tempo)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
verstreken
verstrijken
verstrijkt
verstreken
verstreek
|
passar
(v)
(recibo)
|
uitschrijven
(v)
(recibo)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
uitgeschreven
schrijven uit
schrijft uit
schreven uit
schreef uit
|
passar
(v)
(a pé)
|
voorbijgaan
(v)
(a pé)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
voorbijgegaan
gaan voorbij
gaat voorbij
gingen voorbij
ging voorbij
|
passar
(v)
(automóveis)
|
passeren
(v)
(automóveis)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
gepasseerd
passeert
passeren
passeerde
passeerden
|
passar
(v)
(destreza)
|
doorgeven
(v)
(destreza)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
doorgegeven
geven door
geeft door
gaf door
gaven door
|
passar
(v)
(visita)
|
binnenwippen
(v)
(visita)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
binnengewipt
wippen binnen
wipt binnen
wipte binnen
wipten binnen
|
passar
(v)
(direito)
|
goedkeuren
(v)
(direito)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
goedgekeurd
keurt goed
keuren goed
keurde goed
keurden goed
|
passar
(v)
(exame)
|
goedkeuren
(v)
(exame)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
goedgekeurd
keurt goed
keuren goed
keurde goed
keurden goed
|
passar
(v)
(tempo)
|
overheen gaan
(v)
(tempo)
|
passar
(v)
(tradição)
|
doorgeven
(v)
(tradição)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
doorgegeven
geven door
geeft door
gaf door
gaven door
|
passar
(v)
(papéis)
|
ronddelen
(v)
(papéis)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
rondgedeeld
deelt rond
delen rond
deelde rond
deelden rond
|
passar
(v)
(tempo)
|
verdrijven
(v)
(tempo)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
verdreven
verdrijft
verdrijven
verdreef
verdreven
|
passar
(v)
(tempo)
|
spenderen
(n)
(v)
(tempo)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
gespendeerd
spenderen
spendeert
spendeerden
spendeerde
|
passar
(v)
(visita)
|
langskomen
(v)
(visita)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
langsgekomen
komt langs
komen langs
kwam langs
kwamen langs
|
passar
(v)
(tempo)
|
passeren
(v)
(tempo)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
gepasseerd
passeert
passeren
passeerde
passeerden
|
passar
(v)
(recibo)
|
schrijven
(n)
(v)
(recibo)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
geschreven
schrijven
schrijft
schreven
schreef
|
passar
(v)
(geral)
|
aanvaard worden
(v)
(geral)
|
passar
(v)
(automóveis)
|
reviseren
(v)
(automóveis)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
gereviseerd
reviseert
reviseren
reviseerde
reviseerden
|
passar
(v)
(visita)
|
binnenvallen
(v)
(visita)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
binnengevallen
valt binnen
vallen binnen
viel binnen
vielen binnen
|
passar
(v)
(destreza)
|
overleveren
(v)
(destreza)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
overgeleverd
leveren over
levert over
leverde over
leverden over
|
passar
(v)
(direito)
|
slagen
(v)
(direito)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
geslaagd
slaagt
slagen
slaagde
slaagden
|
passar
(v)
(exame)
|
slagen
(v)
(exame)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
geslaagd
slaagt
slagen
slaagde
slaagden
|
passar
(v)
(tempo)
|
verlopen
(v)
(tempo)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
verlopen
verloopt
verlopen
verliepen
verliep
|
passar
(v)
(tradição)
|
overleveren
(v)
(tradição)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
overgeleverd
leveren over
levert over
leverde over
leverden over
|
passar
(v)
(a pé)
|
verstrijken
(v)
(a pé)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
verstreken
verstrijken
verstrijkt
verstreken
verstreek
|
passar
(v)
(objetos)
|
doorgeven
(v)
(objetos)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
doorgegeven
geven door
geeft door
gaf door
gaven door
|
passar
(v)
(objeto)
|
aanreiken
(v)
(objeto)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
aangereikt
reikt aan
reiken aan
reikten aan
reikte aan
|
passar
(v)
(visita)
|
aanlopen bij
(v)
(visita)
|
passar
(v)
(vestimenta)
|
persen
(v)
(vestimenta)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
geperst
perst
persen
persten
perste
|
passar
(v)
(efeito)
|
verflauwen
(v)
(efeito)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
verflauwd
verflauwen
verflauwt
verflauwde
verflauwden
|
passar
(v)
(a pé)
|
verlopen
(v)
(a pé)
|
passado
passam
passas
passavam
passavas
|
verlopen
verloopt
verlopen
verliepen
verliep
|