ultrapassar
(v)
(limite)
|
te buiten gaan
(v)
(limite)
|
ultrapassar
(v)
(limite)
|
overschrijden
(v)
(limite)
|
ultrapassado
ultrapassam
ultrapassas
ultrapassavam
ultrapassavas
|
overschreden
overschrijden
overschrijdt
overschreden
overschreed
|
ultrapassar
(v)
(pessoa)
|
achter zich laten
(v)
(pessoa)
|
ultrapassar
(v)
(automóveis)
|
grondig nazien
(v)
(automóveis)
|
ultrapassar
(v)
(automóveis)
|
inhalen
(n)
(v)
(automóveis)
|
ultrapassado
ultrapassam
ultrapassas
ultrapassavam
ultrapassavas
|
ingehaald
halen in
haalt in
haalden in
haalde in
|
ultrapassar
(v)
(automóveis)
|
voorbijschieten
(v)
(automóveis)
|
ultrapassado
ultrapassam
ultrapassas
ultrapassavam
ultrapassavas
|
voorbijgeschoten
schiet voorbij
schieten voorbij
schoot voorbij
schoten voorbij
|
ultrapassar
(v)
(obstáculo)
|
doorheenbreken
(v)
(obstáculo)
|
ultrapassado
ultrapassam
ultrapassas
ultrapassavam
ultrapassavas
|
doorheengebroken
breken doorheen
breekt doorheen
brak doorheen
braken doorheen
|
ultrapassar
(v)
(automóveis)
|
passeren
(v)
(automóveis)
|
ultrapassado
ultrapassam
ultrapassas
ultrapassavam
ultrapassavas
|
gepasseerd
passeert
passeren
passeerde
passeerden
|
ultrapassar
(v)
(automóveis)
|
reviseren
(v)
(automóveis)
|
ultrapassado
ultrapassam
ultrapassas
ultrapassavam
ultrapassavas
|
gereviseerd
reviseert
reviseren
reviseerde
reviseerden
|
ultrapassar
(v)
(obstáculo)
|
breken door
(v)
(obstáculo)
|
ultrapassar
(v)
(pessoa)
|
voorbijlopen
(v)
(pessoa)
|
ultrapassado
ultrapassam
ultrapassas
ultrapassavam
ultrapassavas
|
voorbijgelopen
lopen voorbij
loopt voorbij
liepen voorbij
liep voorbij
|