trazer
(v)
(objetos)
|
doen aanspoelen
(v)
(objetos)
|
trazer
(v)
(buscar)
|
halen
(v)
(buscar)
|
trazido
trazem
trazes
traziam
trazias
|
gehaald
halen
haalt
haalde
haalden
|
trazer
(v)
(problema)
|
berokkenen
(v)
(problema)
|
trazido
trazem
trazes
traziam
trazias
|
berokkend
berokkenen
berokkent
berokkende
berokkenden
|
trazer
(v)
(pessoa)
|
meebrengen
(v)
(pessoa)
|
trazido
trazem
trazes
traziam
trazias
|
meegebracht
brengt mee
brengen mee
brachten mee
bracht mee
|
trazer
(v)
(objetos)
|
meebrengen
(v)
(objetos)
|
trazido
trazem
trazes
traziam
trazias
|
meegebracht
brengt mee
brengen mee
brachten mee
bracht mee
|
trazer
(v)
(problema)
|
veroorzaken
(v)
(problema)
|
trazido
trazem
trazes
traziam
trazias
|
veroorzaakt
veroorzaken
veroorzaakt
veroorzaakten
veroorzaakte
|
trazer
(v)
(buscar)
|
meebrengen
(v)
(buscar)
|
trazido
trazem
trazes
traziam
trazias
|
meegebracht
brengt mee
brengen mee
brachten mee
bracht mee
|
trazer
(v)
(satisfação)
|
brengen
(v)
(satisfação)
|
trazido
trazem
trazes
traziam
trazias
|
gebracht
brengt
brengen
brachten
bracht
|
trazer
(v)
(objetos)
|
meenemen
(v)
(objetos)
|
trazido
trazem
trazes
traziam
trazias
|
meegenomen
nemen mee
neemt mee
nam mee
namen mee
|
trazer
(v)
(dano)
|
berokkenen
(v)
(dano)
|
trazido
trazem
trazes
traziam
trazias
|
berokkend
berokkenen
berokkent
berokkende
berokkenden
|
trazer
(v)
(satisfação)
|
geven
(v)
(satisfação)
|
trazido
trazem
trazes
traziam
trazias
|
gegeven
geeft
geven
gaven
gaf
|
trazer
(v)
(buscar)
|
brengen
(v)
(buscar)
|
trazido
trazem
trazes
traziam
trazias
|
gebracht
brengt
brengen
brachten
bracht
|
trazer
(v)
(dano)
|
aanrichten
(v)
(dano)
|
trazido
trazem
trazes
traziam
trazias
|
aangericht
richten aan
richt aan
richtten aan
richtte aan
|
trazer
(v)
(objetos)
|
aanspoelen
(v)
(objetos)
|
trazido
trazem
trazes
traziam
trazias
|
aangespoeld
spoelen aan
spoelden aan
|
trazer
(v)
(dano)
|
veroorzaken
(v)
(dano)
|
trazido
trazem
trazes
traziam
trazias
|
veroorzaakt
veroorzaken
veroorzaakt
veroorzaakten
veroorzaakte
|
trazer
(v)
(problema)
|
aanrichten
(v)
(problema)
|
trazido
trazem
trazes
traziam
trazias
|
aangericht
richten aan
richt aan
richtten aan
richtte aan
|
trazer
(v)
(pessoa)
|
brengen
(v)
(pessoa)
|
trazido
trazem
trazes
traziam
trazias
|
gebracht
brengt
brengen
brachten
bracht
|
trazer
(v)
(objetos)
|
brengen
(v)
(objetos)
|
trazido
trazem
trazes
traziam
trazias
|
gebracht
brengt
brengen
brachten
bracht
|