ter
(v)
(animais)
|
werpen
(v)
(animais)
|
tido
tens
têm
tinham
tinhas
|
geworpen
werpt
werpen
wierp
wierpen
|
ter
(v)
(geral)
|
bezitten
(v)
(geral)
|
tido
tens
têm
tinham
tinhas
|
bezeten
bezit
bezitten
bezat
bezaten
|
ter
(v)
(animais)
|
krijgen
(v)
(animais)
|
tido
tens
têm
tinham
tinhas
|
gekregen
krijgt
krijgen
kregen
kreeg
|
ter
(v)
(posição)
|
houden
(v)
(posição)
|
tido
tens
têm
tinham
tinhas
|
gehouden
houden
houdt
hielden
hield
|
ter
(v)
(posição)
|
vasthouden
(v)
(posição)
|
tido
tens
têm
tinham
tinhas
|
vastgehouden
houdt vast
houden vast
hielden vast
hield vast
|
ter
(v)
(geral)
|
hebben
(v)
(geral)
|
tido
tens
têm
tinham
tinhas
|
gehad
hebben
hebt
had
hadden
|