rodar
(v)
(veículos)
|
rondzwenken
(v)
(veículos)
|
rodado
rodam
rodas
rodavam
rodavas
|
rondgezwenkt
zwenken rond
zwenkt rond
zwenkte rond
zwenkten rond
|
rodar
(v)
(rotação)
|
draaien
(n)
(v)
(rotação)
|
rodado
rodam
rodas
rodavam
rodavas
|
gedraaid
draaien
draait
draaide
draaiden
|
rodar
(v)
(geral)
|
voortrollen
(v)
(geral)
|
rodado
rodam
rodas
rodavam
rodavas
|
voortgerold
rollen voort
rolt voort
rolde voort
rolden voort
|
rodar
(v)
(medicina)
|
duizelen
(v)
(medicina)
|
rodado
rodam
rodas
rodavam
rodavas
|
geduizeld
duizelt
duizelen
duizelden
duizelde
|
rodar
(v)
(rotação)
|
duizelen
(v)
(rotação)
|
rodado
rodam
rodas
rodavam
rodavas
|
geduizeld
duizelt
duizelen
duizelden
duizelde
|
rodar
(v)
(movimento)
|
ronddraaien
(v)
(movimento)
|
rodado
rodam
rodas
rodavam
rodavas
|
rondgedraaid
draait rond
draaien rond
draaiden rond
draaide rond
|
rodar
(v)
(viajar)
|
ronddwalen
(v)
(viajar)
|
rodado
rodam
rodas
rodavam
rodavas
|
rondgedwaald
dwaalt rond
dwalen rond
dwaalden rond
dwaalde rond
|
rodar
(v)
(cabeça)
|
draaien
(n)
(v)
(cabeça)
|
rodado
rodam
rodas
rodavam
rodavas
|
gedraaid
draaien
draait
draaide
draaiden
|
rodar
(v)
(objetos)
|
duizelen
(v)
(objetos)
|
rodado
rodam
rodas
rodavam
rodavas
|
geduizeld
duizelt
duizelen
duizelden
duizelde
|
rodar
(v)
(taxi)
|
passagiers opsnorren
(v)
(taxi)
|
rodar
(v)
(automóveis)
|
rijden
(v)
(automóveis)
|
rodado
rodam
rodas
rodavam
rodavas
|
gereden
rijdt
rijden
reed
reden
|
rodar
(v)
(viajar)
|
rondzwerven
(v)
(viajar)
|
rodado
rodam
rodas
rodavam
rodavas
|
rondgezworven
zwerft rond
zwerven rond
zwierf rond
zwierven rond
|
rodar
(v)
(viajar)
|
ronddolen
(v)
(viajar)
|
rodado
rodam
rodas
rodavam
rodavas
|
rondgedoold
doolt rond
dolen rond
doolde rond
doolden rond
|
rodar
(v)
(objetos)
|
draaien
(n)
(v)
(objetos)
|
rodado
rodam
rodas
rodavam
rodavas
|
gedraaid
draaien
draait
draaide
draaiden
|
rodar
(v)
(taxi)
|
passagiers opzoeken
(v)
(taxi)
|
rodar
(v)
(medicina)
|
draaien
(n)
(v)
(medicina)
|
rodado
rodam
rodas
rodavam
rodavas
|
gedraaid
draaien
draait
draaide
draaiden
|
rodar
(v)
(cabeça)
|
duizelen
(v)
(cabeça)
|
rodado
rodam
rodas
rodavam
rodavas
|
geduizeld
duizelt
duizelen
duizelden
duizelde
|