ordenar
(v)
(classificação)
|
sorteren
(n)
(v)
(classificação)
|
ordenado
ordenam
ordenas
ordenavam
ordenavas
|
gesorteerd
sorteren
sorteert
sorteerde
sorteerden
|
ordenar
(v)
(classificação)
|
klasseren
(v)
(classificação)
|
ordenado
ordenam
ordenas
ordenavam
ordenavas
|
geklasseerd
klasseren
klasseert
klasseerde
klasseerden
|
ordenar
(v)
(matemática)
|
classificeren
(v)
(matemática)
|
ordenado
ordenam
ordenas
ordenavam
ordenavas
|
geclassificeerd
classificeert
classificeren
classificeerde
classificeerden
|
ordenar
(v)
(militar)
|
gelasten
(v)
(militar)
|
ordenado
ordenam
ordenas
ordenavam
ordenavas
|
gelast
gelast
gelasten
gelastte
gelastten
|
ordenar
(v)
(religião)
|
wijden tot priester
(v)
(religião)
|
ordenar
(v)
(classificação)
|
schikken
(v)
(classificação)
|
ordenado
ordenam
ordenas
ordenavam
ordenavas
|
geschikt
schikt
schikken
schikte
schikten
|
ordenar
(v)
(tarefa)
|
bevelen
(v)
(tarefa)
|
ordenado
ordenam
ordenas
ordenavam
ordenavas
|
bevolen
bevelen
beveelt
bevalen
beval
|
ordenar
(v)
(matemática)
|
klasseren
(v)
(matemática)
|
ordenado
ordenam
ordenas
ordenavam
ordenavas
|
geklasseerd
klasseren
klasseert
klasseerde
klasseerden
|
ordenar
(v)
(impor)
|
gelasten
(v)
(impor)
|
ordenado
ordenam
ordenas
ordenavam
ordenavas
|
gelast
gelast
gelasten
gelastte
gelastten
|
ordenar
(v)
(classificação)
|
ordenen
(v)
(classificação)
|
ordenado
ordenam
ordenas
ordenavam
ordenavas
|
geördend
ordenen
ordent
ordenden
ordende
|
ordenar
(v)
(classificação)
|
verdelen
(v)
(classificação)
|
ordenado
ordenam
ordenas
ordenavam
ordenavas
|
verdeeld
verdeelt
verdelen
verdeelde
verdeelden
|
ordenar
(v)
(tarefa)
|
opdragen
(v)
(tarefa)
|
ordenado
ordenam
ordenas
ordenavam
ordenavas
|
opgedragen
draagt op
dragen op
droegen op
droeg op
|
ordenar
(v)
(matemática)
|
schikken
(v)
(matemática)
|
ordenado
ordenam
ordenas
ordenavam
ordenavas
|
geschikt
schikt
schikken
schikte
schikten
|
ordenar
(v)
(militar)
|
opdragen
(v)
(militar)
|
ordenado
ordenam
ordenas
ordenavam
ordenavas
|
opgedragen
draagt op
dragen op
droegen op
droeg op
|
ordenar
(v)
(militar)
|
bevelen
(v)
(militar)
|
ordenado
ordenam
ordenas
ordenavam
ordenavas
|
bevolen
bevelen
beveelt
bevalen
beval
|
ordenar
(v)
(classificação)
|
classificeren
(v)
(classificação)
|
ordenado
ordenam
ordenas
ordenavam
ordenavas
|
geclassificeerd
classificeert
classificeren
classificeerde
classificeerden
|
ordenar
(v)
(discurso)
|
klasseren
(v)
(discurso)
|
ordenado
ordenam
ordenas
ordenavam
ordenavas
|
geklasseerd
klasseren
klasseert
klasseerde
klasseerden
|
ordenar
(v)
(matemática)
|
rangschikken
(v)
(matemática)
|
ordenado
ordenam
ordenas
ordenavam
ordenavas
|
gerangschikt
rangschikken
rangschikt
rangschikten
rangschikte
|
ordenar
(v)
(impor)
|
opdragen
(v)
(impor)
|
ordenado
ordenam
ordenas
ordenavam
ordenavas
|
opgedragen
draagt op
dragen op
droegen op
droeg op
|
ordenar
(v)
(discurso)
|
rangschikken
(v)
(discurso)
|
ordenado
ordenam
ordenas
ordenavam
ordenavas
|
gerangschikt
rangschikken
rangschikt
rangschikten
rangschikte
|
ordenar
(v)
(classificação)
|
rangschikken
(v)
(classificação)
|
ordenado
ordenam
ordenas
ordenavam
ordenavas
|
gerangschikt
rangschikken
rangschikt
rangschikten
rangschikte
|
ordenar
(v)
(classificação)
|
schiften
(v)
(classificação)
|
ordenado
ordenam
ordenas
ordenavam
ordenavas
|
geschift
schiften
schift
schiftten
schiftte
|
ordenar
(v)
(discurso)
|
ordenen
(v)
(discurso)
|
ordenado
ordenam
ordenas
ordenavam
ordenavas
|
geördend
ordenen
ordent
ordenden
ordende
|
ordenar
(v)
(religião)
|
ordineren
(v)
(religião)
|
ordenado
ordenam
ordenas
ordenavam
ordenavas
|
geördineerd
ordineert
ordineren
ordineerde
ordineerden
|
ordenar
(v)
(classificação)
|
indelen
(v)
(classificação)
|
ordenado
ordenam
ordenas
ordenavam
ordenavas
|
ingedeeld
delen in
deelt in
deelde in
deelden in
|
ordenar
(v)
(tarefa)
|
opleggen
(n)
(v)
(tarefa)
|
ordenado
ordenam
ordenas
ordenavam
ordenavas
|
opgelegd
legt op
leggen op
legde op
legden op
|
ordenar
(v)
(matemática)
|
ordenen
(v)
(matemática)
|
ordenado
ordenam
ordenas
ordenavam
ordenavas
|
geördend
ordenen
ordent
ordenden
ordende
|
ordenar
(v)
(impor)
|
opleggen
(n)
(v)
(impor)
|
ordenado
ordenam
ordenas
ordenavam
ordenavas
|
opgelegd
legt op
leggen op
legde op
legden op
|
ordenar
(v)
(discurso)
|
schikken
(v)
(discurso)
|
ordenado
ordenam
ordenas
ordenavam
ordenavas
|
geschikt
schikt
schikken
schikte
schikten
|
ordenar
(v)
(classificação)
|
groeperen
(v)
(classificação)
|
ordenado
ordenam
ordenas
ordenavam
ordenavas
|
gegroepeerd
groepeert
groeperen
groepeerden
groepeerde
|
ordenar
(v)
(tarefa)
|
gelasten
(v)
(tarefa)
|
ordenado
ordenam
ordenas
ordenavam
ordenavas
|
gelast
gelast
gelasten
gelastte
gelastten
|
ordenar
(v)
(discurso)
|
classificeren
(v)
(discurso)
|
ordenado
ordenam
ordenas
ordenavam
ordenavas
|
geclassificeerd
classificeert
classificeren
classificeerde
classificeerden
|
ordenar
(v)
(impor)
|
bevelen
(v)
(impor)
|
ordenado
ordenam
ordenas
ordenavam
ordenavas
|
bevolen
bevelen
beveelt
bevalen
beval
|
ordenar
(v)
(classificação)
|
assorteren
(v)
(classificação)
|
ordenado
ordenam
ordenas
ordenavam
ordenavas
|
geassorteerd
assorteert
assorteren
assorteerde
assorteerden
|