ligar
(v)
(lugar)
|
verbinden
(n)
(v)
(lugar)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
verbonden
verbindt
verbinden
verbonden
verbond
|
ligar
(v)
(telefone)
|
opbellen
(v)
(telefone)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
opgebeld
belt op
bellen op
belde op
belden op
|
ligar
(v)
(lugar)
|
doorverbinden
(v)
(lugar)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
doorverbonden
doorverbindt
doorverbinden
doorverbonden
doorverbond
|
ligar
(v)
(eletricidade)
|
schakelen
(v)
(eletricidade)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
geschakeld
schakelen
schakelt
schakelden
schakelde
|
ligar
(v)
(radio - televisão)
|
aanzetten
(v)
(radio - televisão)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
aangezet
zetten aan
zet aan
zette aan
zetten aan
|
ligar
(v)
(radio - televisão)
|
aandoen
(v)
(radio - televisão)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
aangedaan
doen aan
doet aan
deed aan
deden aan
|
ligar
(v)
(telefone)
|
binden
(v)
(telefone)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
gebonden
binden
bindt
bond
bonden
|
ligar
(v)
(luz)
|
aansteken
(v)
(luz)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
aangestoken
steekt aan
steken aan
staken aan
stak aan
|
ligar
(v)
(atar)
|
vastmaken
(v)
(atar)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
vastgemaakt
maken vast
maakt vast
maakten vast
maakte vast
|
ligar
(v)
(telefone)
|
bellen
(v)
(telefone)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
gebeld
belt
bellen
belden
belde
|
ligar
(v)
(conexão)
|
verbinden
(n)
(v)
(conexão)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
verbonden
verbindt
verbinden
verbonden
verbond
|
ligar
(v)
(lugar)
|
aan elkaar schakelen
(v)
(lugar)
|
ligar
(v)
(família)
|
doorverbinden
(v)
(família)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
doorverbonden
doorverbindt
doorverbinden
doorverbonden
doorverbond
|
ligar
(v)
(telefone)
|
verbinden
(n)
(v)
(telefone)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
verbonden
verbindt
verbinden
verbonden
verbond
|
ligar
(v)
(aparelho elétrico)
|
inschakelen
(v)
(aparelho elétrico)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
ingeschakeld
schakelen in
schakelt in
schakelde in
schakelden in
|
ligar
(v)
(técnico)
|
aansluiten
(v)
(técnico)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
aangesloten
sluiten aan
sluit aan
sloten aan
sloot aan
|
ligar
(v)
(conexão)
|
in verband brengen
(v)
(conexão)
|
ligar
(v)
(conexão)
|
aan elkaar schakelen
(v)
(conexão)
|
ligar
(v)
(telefone)
|
doorverbinden
(v)
(telefone)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
doorverbonden
doorverbindt
doorverbinden
doorverbonden
doorverbond
|
ligar
(v)
(família)
|
aan elkaar schakelen
(v)
(família)
|
ligar
(v)
(atar)
|
vasthechten
(v)
(atar)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
vastgehecht
hecht vast
hechten vast
hechtten vast
hechtte vast
|
ligar
(v)
(automóveis)
|
starten
(v)
(automóveis)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
gestart
starten
start
startte
startten
|
ligar
(v)
(conexão)
|
binden
(v)
(conexão)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
gebonden
binden
bindt
bond
bonden
|
ligar
(v)
(lugar)
|
koppelen
(v)
(lugar)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
gekoppeld
koppelt
koppelen
koppelden
koppelde
|
ligar
(v)
(família)
|
binden
(v)
(família)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
gebonden
binden
bindt
bond
bonden
|
ligar
(v)
(telefone)
|
aan elkaar schakelen
(v)
(telefone)
|
ligar
(v)
(família)
|
koppelen
(v)
(família)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
gekoppeld
koppelt
koppelen
koppelden
koppelde
|
ligar
(v)
(técnico)
|
schakelen
(v)
(técnico)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
geschakeld
schakelen
schakelt
schakelden
schakelde
|
ligar
(v)
(conexão)
|
doorverbinden
(v)
(conexão)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
doorverbonden
doorverbindt
doorverbinden
doorverbonden
doorverbond
|
ligar
(v)
(conexão)
|
koppelen
(v)
(conexão)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
gekoppeld
koppelt
koppelen
koppelden
koppelde
|
ligar
(v)
(lugar)
|
binden
(v)
(lugar)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
gebonden
binden
bindt
bond
bonden
|
ligar
(v)
(família)
|
verbinden
(n)
(v)
(família)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
verbonden
verbindt
verbinden
verbonden
verbond
|
ligar
(v)
(eletricidade)
|
aansluiten
(v)
(eletricidade)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
aangesloten
sluiten aan
sluit aan
sloten aan
sloot aan
|
ligar
(v)
(automóveis)
|
aanslaan
(v)
(automóveis)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
aangeslagen
slaan aan
slaat aan
sloeg aan
sloegen aan
|
ligar
(v)
(radio - televisão)
|
aansteken
(v)
(radio - televisão)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
aangestoken
steekt aan
steken aan
staken aan
stak aan
|
ligar
(v)
(luz)
|
aanzetten
(v)
(luz)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
aangezet
zetten aan
zet aan
zette aan
zetten aan
|
ligar
(v)
(telefone)
|
koppelen
(v)
(telefone)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
gekoppeld
koppelt
koppelen
koppelden
koppelde
|
ligar
(v)
(luz)
|
aandoen
(v)
(luz)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
aangedaan
doen aan
doet aan
deed aan
deden aan
|
ligar
(v)
(atar)
|
bevestigen
(v)
(atar)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
bevestigd
bevestigt
bevestigen
bevestigde
bevestigden
|
ligar
(v)
(telefone)
|
telefoneren
(v)
(telefone)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
getelefoneerd
telefoneren
telefoneert
telefoneerde
telefoneerden
|
ligar
(v)
(aparelho elétrico)
|
aanzetten
(v)
(aparelho elétrico)
|
ligado
ligam
ligas
ligavam
ligavas
|
aangezet
zetten aan
zet aan
zette aan
zetten aan
|