juntar
(v)
(coletar)
|
opstapelen
(v)
(coletar)
|
juntado
juntam
juntas
juntavam
juntavas
|
opgestapeld
stapelen op
stapelt op
stapelden op
stapelde op
|
juntar
(v)
(coletar)
|
samenbrengen
(v)
(coletar)
|
juntado
juntam
juntas
juntavam
juntavas
|
samengebracht
brengen samen
brengt samen
brachten samen
bracht samen
|
juntar
(v)
(gente)
|
verzamelen
(v)
(gente)
|
juntado
juntam
juntas
juntavam
juntavas
|
verzameld
verzamelen
verzamelt
verzamelde
verzamelden
|
juntar
(v)
(incluir)
|
bevestigen
(v)
(incluir)
|
juntado
juntam
juntas
juntavam
juntavas
|
bevestigd
bevestigt
bevestigen
bevestigde
bevestigden
|
juntar
(v)
(geral)
|
verenigen
(n)
(v)
(geral)
|
juntado
juntam
juntas
juntavam
juntavas
|
verenigd
verenigt
verenigen
verenigden
verenigde
|
juntar
(v)
(coletar)
|
bijeenbrengen
(v)
(coletar)
|
juntado
juntam
juntas
juntavam
juntavas
|
bijeengebracht
brengen bijeen
brengt bijeen
bracht bijeen
brachten bijeen
|
juntar
(v)
(coletar)
|
accumuleren
(v)
(coletar)
|
juntado
juntam
juntas
juntavam
juntavas
|
geaccumuleerd
accumuleren
accumuleert
accumuleerden
accumuleerde
|
juntar
(v)
(coletar)
|
verzamelen
(v)
(coletar)
|
juntado
juntam
juntas
juntavam
juntavas
|
verzameld
verzamelen
verzamelt
verzamelde
verzamelden
|
juntar
(v)
(acumular)
|
opstapelen
(v)
(acumular)
|
juntado
juntam
juntas
juntavam
juntavas
|
opgestapeld
stapelen op
stapelt op
stapelden op
stapelde op
|
juntar
(v)
(gado)
|
bijeendrijven
(v)
(gado)
|
juntado
juntam
juntas
juntavam
juntavas
|
bijeengedreven
drijft bijeen
drijven bijeen
dreef bijeen
dreven bijeen
|
juntar
(v)
(geral)
|
verzamelen
(v)
(geral)
|
juntado
juntam
juntas
juntavam
juntavas
|
verzameld
verzamelen
verzamelt
verzamelde
verzamelden
|
juntar
(v)
(acumular)
|
accumuleren
(v)
(acumular)
|
juntado
juntam
juntas
juntavam
juntavas
|
geaccumuleerd
accumuleren
accumuleert
accumuleerden
accumuleerde
|
juntar
(v)
(acumular)
|
samenbrengen
(v)
(acumular)
|
juntado
juntam
juntas
juntavam
juntavas
|
samengebracht
brengen samen
brengt samen
brachten samen
bracht samen
|
juntar
(v)
(gente)
|
bijeenbrengen
(v)
(gente)
|
juntado
juntam
juntas
juntavam
juntavas
|
bijeengebracht
brengen bijeen
brengt bijeen
bracht bijeen
brachten bijeen
|
juntar
(v)
(acumular)
|
verzamelen
(v)
(acumular)
|
juntado
juntam
juntas
juntavam
juntavas
|
verzameld
verzamelen
verzamelt
verzamelde
verzamelden
|
juntar
(v)
(provisão)
|
hamsteren
(v)
(provisão)
|
juntado
juntam
juntas
juntavam
juntavas
|
gehamsterd
hamsteren
hamstert
hamsterde
hamsterden
|
juntar
(v)
(gente)
|
samenbrengen
(v)
(gente)
|
juntado
juntam
juntas
juntavam
juntavas
|
samengebracht
brengen samen
brengt samen
brachten samen
bracht samen
|
juntar
(v)
(incluir)
|
aanhechten
(v)
(incluir)
|
juntado
juntam
juntas
juntavam
juntavas
|
aangehecht
hechten aan
hecht aan
hechtte aan
hechtten aan
|
juntar
(v)
(lugar)
|
verbinden
(n)
(v)
(lugar)
|
juntado
juntam
juntas
juntavam
juntavas
|
verbonden
verbindt
verbinden
verbonden
verbond
|