Ir — tradução Português Holandês. Traduzir Ir em Holandês

ir (v) (saída)	opstappen (v) (saída)
ido vais vão iam ias	opgestapt stappen op stapt op stapte op stapten op
ir (v) (geral)	opstappen (v) (geral)
ido vais vão iam ias	opgestapt stappen op stapt op stapte op stapten op
ir (v) (saída)	weggaan (n) (v) (saída)
ido vais vão iam ias	weggegaan gaat weg gaan weg ging weg gingen weg
ir (v) (efeito)	reiken (v) (efeito)
ido vais vão iam ias	gereikt reikt reiken reikte reikten
ir (v) (saída)	vertrekken (n) (v) (saída)
ido vais vão iam ias	vertrokken vertrekt vertrekken vertrokken vertrok
ir (v) (geral)	vertrekken (n) (v) (geral)
ido vais vão iam ias	vertrokken vertrekt vertrekken vertrokken vertrok
ir (v) (destino)	geraken (v) (destino)
ido vais vão iam ias	gegeraakt geraken geraakt geraakten geraakte
ir (v) (efeito)	strekken (v) (efeito)
ido vais vão iam ias	gestrekt strekt strekken strekten strekte
ir (v) (geral)	weggaan (n) (v) (geral)
ido vais vão iam ias	weggegaan gaat weg gaan weg ging weg gingen weg
ir (v) (destino)	komen (v) (destino)
ido vais vão iam ias	gekomen komen komt kwam kwamen
ir (v) (geral)	gaan (v) (geral)
ido vais vão iam ias	gegaan gaan gaat ging gingen
ir (v) (saída)	gaan (v) (saída)
ido vais vão iam ias	gegaan gaan gaat ging gingen
ir (v) (viajar)	gaan (v) (viajar)
ido vais vão iam ias	gegaan gaan gaat ging gingen

Ir exemplos50 exemplos encontrados

Traduzir Ir em outros idiomas

Ir — Português Holandês tradução13 traduções encontrado