enviar
(v)
(direção)
|
zenden
(v)
(direção)
|
enviado
enviam
envias
enviavam
enviavas
|
gezonden
zendt
zenden
zond
zonden
|
enviar
(v)
(direção)
|
wegsturen
(n)
(v)
(direção)
|
enviado
enviam
envias
enviavam
enviavas
|
weggestuurd
sturen weg
stuurt weg
stuurden weg
stuurde weg
|
enviar
(v)
(correios)
|
opsturen
(v)
(correios)
|
enviado
enviam
envias
enviavam
enviavas
|
opgestuurd
sturen op
stuurt op
stuurden op
stuurde op
|
enviar
(v)
(mandar)
|
verwijzen naar
(v)
(mandar)
|
enviar
(v)
(geral)
|
wegsturen
(n)
(v)
(geral)
|
enviado
enviam
envias
enviavam
enviavas
|
weggestuurd
sturen weg
stuurt weg
stuurden weg
stuurde weg
|
enviar
(v)
(correspondência)
|
sturen
(v)
(correspondência)
|
enviado
enviam
envias
enviavam
enviavas
|
gestuurd
stuurt
sturen
stuurde
stuurden
|
enviar
(v)
(pessoa)
|
sturen
(v)
(pessoa)
|
enviado
enviam
envias
enviavam
enviavas
|
gestuurd
stuurt
sturen
stuurde
stuurden
|
enviar
(v)
(correios)
|
sturen
(v)
(correios)
|
enviado
enviam
envias
enviavam
enviavas
|
gestuurd
stuurt
sturen
stuurde
stuurden
|
enviar
(v)
(correios)
|
achternasturen
(v)
(correios)
|
enviado
enviam
envias
enviavam
enviavas
|
achternagestuurd
stuurt achterna
sturen achterna
stuurde achterna
stuurden achterna
|
enviar
(v)
(correspondência)
|
versturen
(v)
(correspondência)
|
enviado
enviam
envias
enviavam
enviavas
|
verstuurd
versturen
verstuurt
verstuurden
verstuurde
|
enviar
(v)
(correspondência)
|
inzenden
(v)
(correspondência)
|
enviado
enviam
envias
enviavam
enviavas
|
ingezonden
zendt in
zenden in
zond in
zonden in
|
enviar
(v)
(direção)
|
sturen
(v)
(direção)
|
enviado
enviam
envias
enviavam
enviavas
|
gestuurd
stuurt
sturen
stuurde
stuurden
|
enviar
(v)
(correios)
|
versturen
(v)
(correios)
|
enviado
enviam
envias
enviavam
enviavas
|
verstuurd
versturen
verstuurt
verstuurden
verstuurde
|
enviar
(v)
(geral)
|
sturen
(v)
(geral)
|
enviado
enviam
envias
enviavam
enviavas
|
gestuurd
stuurt
sturen
stuurde
stuurden
|
enviar
(v)
(correspondência)
|
wegsturen
(n)
(v)
(correspondência)
|
enviado
enviam
envias
enviavam
enviavas
|
weggestuurd
sturen weg
stuurt weg
stuurden weg
stuurde weg
|
enviar
(v)
(pessoa)
|
zenden
(v)
(pessoa)
|
enviado
enviam
envias
enviavam
enviavas
|
gezonden
zendt
zenden
zond
zonden
|
enviar
(v)
(educação)
|
wegsturen
(n)
(v)
(educação)
|
enviado
enviam
envias
enviavam
enviavas
|
weggestuurd
sturen weg
stuurt weg
stuurden weg
stuurde weg
|
enviar
(v)
(correios)
|
doorzenden
(v)
(correios)
|
enviado
enviam
envias
enviavam
enviavas
|
doorgezonden
zendt door
zenden door
zonden door
zond door
|
enviar
(v)
(mandar)
|
doorsturen naar
(v)
(mandar)
|
enviar
(v)
(geral)
|
zenden
(v)
(geral)
|
enviado
enviam
envias
enviavam
enviavas
|
gezonden
zendt
zenden
zond
zonden
|
enviar
(v)
(correspondência)
|
zenden
(v)
(correspondência)
|
enviado
enviam
envias
enviavam
enviavas
|
gezonden
zendt
zenden
zond
zonden
|
enviar
(v)
(direção)
|
versturen
(v)
(direção)
|
enviado
enviam
envias
enviavam
enviavas
|
verstuurd
versturen
verstuurt
verstuurden
verstuurde
|
enviar
(v)
(educação)
|
sturen
(v)
(educação)
|
enviado
enviam
envias
enviavam
enviavas
|
gestuurd
stuurt
sturen
stuurde
stuurden
|
enviar
(v)
(geral)
|
verzenden
(n)
(v)
(geral)
|
enviado
enviam
envias
enviavam
enviavas
|
verzonden
verzenden
verzendt
verzond
verzonden
|
enviar
(v)
(correspondência)
|
insturen
(v)
(correspondência)
|
enviado
enviam
envias
enviavam
enviavas
|
ingestuurd
sturen in
stuurt in
stuurde in
stuurden in
|
enviar
(v)
(pessoa)
|
wegsturen
(n)
(v)
(pessoa)
|
enviado
enviam
envias
enviavam
enviavas
|
weggestuurd
sturen weg
stuurt weg
stuurden weg
stuurde weg
|
enviar
(v)
(educação)
|
versturen
(v)
(educação)
|
enviado
enviam
envias
enviavam
enviavas
|
verstuurd
versturen
verstuurt
verstuurden
verstuurde
|
enviar
(v)
(correios)
|
verzenden
(n)
(v)
(correios)
|
enviado
enviam
envias
enviavam
enviavas
|
verzonden
verzenden
verzendt
verzond
verzonden
|
enviar
(v)
(mandar)
|
doorsturen
(v)
(mandar)
|
enviado
enviam
envias
enviavam
enviavas
|
doorgestuurd
stuurt door
sturen door
stuurden door
stuurde door
|
enviar
(v)
(geral)
|
versturen
(v)
(geral)
|
enviado
enviam
envias
enviavam
enviavas
|
verstuurd
versturen
verstuurt
verstuurden
verstuurde
|
enviar
(v)
(educação)
|
verzenden
(n)
(v)
(educação)
|
enviado
enviam
envias
enviavam
enviavas
|
verzonden
verzenden
verzendt
verzond
verzonden
|
enviar
(v)
(direção)
|
verzenden
(n)
(v)
(direção)
|
enviado
enviam
envias
enviavam
enviavas
|
verzonden
verzenden
verzendt
verzond
verzonden
|
enviar
(v)
(educação)
|
zenden
(v)
(educação)
|
enviado
enviam
envias
enviavam
enviavas
|
gezonden
zendt
zenden
zond
zonden
|
enviar
(v)
(mandar)
|
verwijzen
(v)
(mandar)
|
enviado
enviam
envias
enviavam
enviavas
|
verwezen
verwijst
verwijzen
verwezen
verwees
|
enviar
(v)
(correspondência)
|
verzenden
(n)
(v)
(correspondência)
|
enviado
enviam
envias
enviavam
enviavas
|
verzonden
verzenden
verzendt
verzond
verzonden
|