declarar
(v)
(imposto)
|
aangeven
(v)
(imposto)
|
declarado
declaram
declaras
declaravam
declaravas
|
aangegeven
geven aan
geeft aan
gaven aan
gaf aan
|
declarar
(v)
(imposto)
|
inklaren
(v)
(imposto)
|
declarado
declaram
declaras
declaravam
declaravas
|
ingeklaard
klaart in
klaren in
klaarde in
klaarden in
|
declarar
(v)
(afirmação)
|
verkondigen
(v)
(afirmação)
|
declarado
declaram
declaras
declaravam
declaravas
|
verkondigd
verkondigen
verkondigt
verkondigden
verkondigde
|
declarar
(v)
(dizer)
|
verkondigen
(v)
(dizer)
|
declarado
declaram
declaras
declaravam
declaravas
|
verkondigd
verkondigen
verkondigt
verkondigden
verkondigde
|
declarar
(v)
(imposto)
|
uitklaren
(v)
(imposto)
|
declarado
declaram
declaras
declaravam
declaravas
|
uitgeklaard
klaart uit
klaren uit
klaarden uit
klaarde uit
|
declarar
(v)
(imposto)
|
declareren
(v)
(imposto)
|
declarado
declaram
declaras
declaravam
declaravas
|
gedeclareerd
declareren
declareert
declareerde
declareerden
|
declarar
(v)
(dizer)
|
verklaren
(n)
(v)
(dizer)
|
declarado
declaram
declaras
declaravam
declaravas
|
verklaard
verklaren
verklaart
verklaarde
verklaarden
|
declarar
(v)
(professar)
|
verkondigen
(v)
(professar)
|
declarado
declaram
declaras
declaravam
declaravas
|
verkondigd
verkondigen
verkondigt
verkondigden
verkondigde
|
declarar
(v)
(geral)
|
plechtig verklaren
(v)
(geral)
|
declarar
(v)
(afirmação)
|
verklaren
(n)
(v)
(afirmação)
|
declarado
declaram
declaras
declaravam
declaravas
|
verklaard
verklaren
verklaart
verklaarde
verklaarden
|
declarar
(v)
(geral)
|
verzekeren
(v)
(geral)
|
declarado
declaram
declaras
declaravam
declaravas
|
verzekerd
verzekert
verzekeren
verzekerde
verzekerden
|
declarar
(v)
(professar)
|
verklaren
(n)
(v)
(professar)
|
declarado
declaram
declaras
declaravam
declaravas
|
verklaard
verklaren
verklaart
verklaarde
verklaarden
|