Admitir — tradução Português Holandês. Traduzir Admitir em Holandês

admitir (v) (aceitar)	aannemen (v) (aceitar)
admitido admitem admites admitiam admitias	aangenomen neemt aan nemen aan nam aan namen aan
admitir (v) (culpa)	erkennen (v) (culpa)
admitido admitem admites admitiam admitias	erkend erkent erkennen erkenden erkende
admitir (v) (reconhecer)	belijden (v) (reconhecer)
admitido admitem admites admitiam admitias	beleden belijdt belijden beleden beleed
admitir (v) (dizer)	toegeven (v) (dizer)
admitido admitem admites admitiam admitias	toegegeven geven toe geeft toe gaven toe gaf toe
admitir (v) (aceitar)	aanvaarden (v) (aceitar)
admitido admitem admites admitiam admitias	aanvaard aanvaardt aanvaarden aanvaardden aanvaardde
admitir (v) (permissão)	binnenlaten (v) (permissão)
admitido admitem admites admitiam admitias	binnengelaten laat binnen laten binnen liet binnen lieten binnen
admitir (v) (conceder)	iemand nageven (v) (conceder)
admitir (v) (reconhecer)	aannemen (v) (reconhecer)
admitido admitem admites admitiam admitias	aangenomen neemt aan nemen aan nam aan namen aan
admitir (v) (culpa)	toestaan (v) (culpa)
admitido admitem admites admitiam admitias	toegestaan staan toe staat toe stond toe stonden toe
admitir (v) (culpa)	toegeven (v) (culpa)
admitido admitem admites admitiam admitias	toegegeven geven toe geeft toe gaven toe gaf toe
admitir (v) (reconhecer)	erkennen dat (v) (reconhecer)
admitir (v) (hospital)	opnemen (n) (v) (hospital)
admitido admitem admites admitiam admitias	opgenomen nemen op neemt op nam op namen op
admitir (v) (reconhecer)	opbiechten (v) (reconhecer)
admitido admitem admites admitiam admitias	opgebiecht biechten op biecht op biechtten op biechtte op
admitir (v) (dizer)	avoueren (v) (dizer)
admitido admitem admites admitiam admitias	geavoueerd avoueren avoueert avoueerden avoueerde
admitir (v) (conceder)	toestaan (v) (conceder)
admitido admitem admites admitiam admitias	toegestaan staan toe staat toe stond toe stonden toe
admitir (v) (conceder)	toegeven (v) (conceder)
admitido admitem admites admitiam admitias	toegegeven geven toe geeft toe gaven toe gaf toe
admitir (v) (dizer)	opbiechten (v) (dizer)
admitido admitem admites admitiam admitias	opgebiecht biechten op biecht op biechtten op biechtte op
admitir (v) (reconhecer)	avoueren (v) (reconhecer)
admitido admitem admites admitiam admitias	geavoueerd avoueren avoueert avoueerden avoueerde
admitir (v) (culpa)	erkennen dat (v) (culpa)
admitir (v) (aceitar)	accepteren (v) (aceitar)
admitido admitem admites admitiam admitias	geaccepteerd accepteert accepteren accepteerde accepteerden
admitir (v) (verdade)	avoueren (v) (verdade)
admitido admitem admites admitiam admitias	geavoueerd avoueren avoueert avoueerden avoueerde
admitir (v) (conceder)	erkennen dat (v) (conceder)
admitir (v) (culpa)	opbiechten (v) (culpa)
admitido admitem admites admitiam admitias	opgebiecht biechten op biecht op biechtten op biechtte op
admitir (v) (reconhecer)	aanvaarden (v) (reconhecer)
admitido admitem admites admitiam admitias	aanvaard aanvaardt aanvaarden aanvaardden aanvaardde
admitir (v) (membro)	als lid aanvaarden (v) (membro)
admitir (v) (culpa)	bekennen (v) (culpa)
admitido admitem admites admitiam admitias	bekend bekent bekennen bekenden bekende
admitir (v) (reconhecer)	iemand nageven (v) (reconhecer)
admitir (v) (verdade)	opbiechten (v) (verdade)
admitido admitem admites admitiam admitias	opgebiecht biechten op biecht op biechtten op biechtte op
admitir (v) (aceitar)	openlijk bekennen (v) (aceitar)
admitir (v) (dizer)	belijden (v) (dizer)
admitido admitem admites admitiam admitias	beleden belijdt belijden beleden beleed
admitir (v) (conceder)	erkennen (v) (conceder)
admitido admitem admites admitiam admitias	erkend erkent erkennen erkenden erkende
admitir (v) (conceder)	opbiechten (v) (conceder)
admitido admitem admites admitiam admitias	opgebiecht biechten op biecht op biechtten op biechtte op
admitir (v) (dizer)	erkennen dat (v) (dizer)
admitir (v) (culpa)	iemand nageven (v) (culpa)
admitir (v) (reconhecer)	toegeven (v) (reconhecer)
admitido admitem admites admitiam admitias	toegegeven geven toe geeft toe gaven toe gaf toe
admitir (v) (verdade)	bekennen (v) (verdade)
admitido admitem admites admitiam admitias	bekend bekent bekennen bekenden bekende
admitir (v) (reconhecer)	openlijk bekennen (v) (reconhecer)
admitir (v) (dizer)	toestaan (v) (dizer)
admitido admitem admites admitiam admitias	toegestaan staan toe staat toe stond toe stonden toe
admitir (v) (conceder)	bekennen (v) (conceder)
admitido admitem admites admitiam admitias	bekend bekent bekennen bekenden bekende
admitir (v) (verdade)	erkennen (v) (verdade)
admitido admitem admites admitiam admitias	erkend erkent erkennen erkenden erkende
admitir (v) (culpa)	avoueren (v) (culpa)
admitido admitem admites admitiam admitias	geavoueerd avoueren avoueert avoueerden avoueerde
admitir (v) (reconhecer)	erkennen (v) (reconhecer)
admitido admitem admites admitiam admitias	erkend erkent erkennen erkenden erkende
admitir (v) (dizer)	bekennen (v) (dizer)
admitido admitem admites admitiam admitias	bekend bekent bekennen bekenden bekende
admitir (v) (aceitar)	toegeven (v) (aceitar)
admitido admitem admites admitiam admitias	toegegeven geven toe geeft toe gaven toe gaf toe
admitir (v) (permissão)	toelaten (v) (permissão)
admitido admitem admites admitiam admitias	toegelaten laten toe laat toe liet toe lieten toe
admitir (v) (conceder)	avoueren (v) (conceder)
admitido admitem admites admitiam admitias	geavoueerd avoueren avoueert avoueerden avoueerde
admitir (v) (reconhecer)	accepteren (v) (reconhecer)
admitido admitem admites admitiam admitias	geaccepteerd accepteert accepteren accepteerde accepteerden
admitir (v) (dizer)	iemand nageven (v) (dizer)
admitir (v) (culpa)	belijden (v) (culpa)
admitido admitem admites admitiam admitias	beleden belijdt belijden beleden beleed
admitir (v) (reconhecer)	bekennen (v) (reconhecer)
admitido admitem admites admitiam admitias	bekend bekent bekennen bekenden bekende
admitir (v) (verdade)	toegeven (v) (verdade)
admitido admitem admites admitiam admitias	toegegeven geven toe geeft toe gaven toe gaf toe
admitir (v) (reconhecer)	toestaan (v) (reconhecer)
admitido admitem admites admitiam admitias	toegestaan staan toe staat toe stond toe stonden toe
admitir (v) (dizer)	erkennen (v) (dizer)
admitido admitem admites admitiam admitias	erkend erkent erkennen erkenden erkende
admitir (v) (conceder)	belijden (v) (conceder)
admitido admitem admites admitiam admitias	beleden belijdt belijden beleden beleed

Admitir exemplos5 exemplos encontrados

admitir a derrota	zich gewonnen geven
deve-se admitir que	toegegeven
ter que admitir a culpa	ervoor moeten opdraaien
ter que admitir a culpa	ervoor moeten boeten
ter que admitir a culpa	het moeten ontgelden

Traduzir Admitir em outros idiomas

— Traduzir admitir em Inglês

— Traduzir admitir em Alemão

— Traduzir admitir em Francês

— Traduzir admitir em Italiano

— Traduzir admitir em Espanhol

— Traduzir admitir em Esloveno

— Traduzir admitir em Polonês

— Traduzir admitir em Tcheco

Admitir — Português Holandês tradução54 traduções encontrado